Het recht op demonstratie op Lesbos

Demonstratie Freedom Lesbos

In januari en februari was er een toename in migrantenprotesten. De eisen – het recht op een waardig leven en een einde aan de deportaties – laten een verandering zien in het karakter van de migrantenstrijd. De demonstraties van de afgelopen jaren waren gericht op het recht om door te reizen naar het vasteland van Griekenland en verder. De schandelijke verslechtering van de omstandigheden in Moria sinds het aantreden van de regering van de Nieuwe Democratie, in combinatie met de toenemende schending van de procedures door de regering in haar streven naar deportatie tegen elke prijs, hebben de strijd veranderd in een gevecht om het recht om te bestaan. Het antwoord van de politie bestond uit criminalisering en intimidatie. Migranten zijn gearresteerd op grond van valse beschuldigingen, omdat ze deelnamen aan protesten, terwijl leden van de solidariteitsbeweging – zowel lokaal als internationaal – zijn lastiggevallen door de politie, aangespoord door de uitspraken van de staat dat NGO’s migranten opruien om hun eigen agenda te promoten. De implicatie van dergelijke verklaringen is, dat migranten zelf het vermogen niet hebben zich te organiseren. Aan de andere kant hebben regeringsverklaringen dat NGO’s een interne vijand zijn, de extreemrechtse elementen in de lokale samenleving, die de werknemers van NGO’s en die van de solidariteitsbeweging toch al met argwaan bejegenden, aangemoedigd. Dit culmineerde in twee avonden van extreemrechts geweld van de burgerwacht, waarbij migranten, NGO-medewerkers en mensen uit de solidariteitsbeweging het doelwit waren.

Geweld in Kamp Moria – drie mensen beschuldigd van verstoring van de openbare orde

Met de verdrievoudiging van de bevolking van het kamp Moria van 7.000 naar 21.000 sinds de verkiezing van de Nieuwe Democratie-regering, zijn de omstandigheden in het kamp verslechterd. Volgens onze vrienden van Deportation Monitoring Aegean (Egeïsche Uitzettingsmonitoring) ‘worden mensen gedwongen te leven op een plek zonder enige bescherming, escaleren het geweld en de uitbuiting, waardoor de basis wordt gelegd voor criminele structuren – groepen die het kamp van buitenaf kunnen betreden. De uitbuiting varieert van het dwingen van mensen om te betalen om het asielbureau te kunnen betreden tot gedwongen prostitutie.’ In januari 2020 kwamen drie mensen om het leven bij aanvallen met een mes en raakten meerdere mensen gewond. Hoewel er slachtoffers waren van vele nationaliteiten, voelden de groepen uit Afrikaanse landen, een minderheid binnen het kamp, zich in het bijzonder doelwit van dit geweld. Op 17 januari hielden leden van de Afrikaanse gemeenschappen een demonstratie in kamp Moria, waarbij ze de weg blokkeerden en spandoeken droegen met de teksten ‘Moria is niet veilig’ en ‘Geen moorden meer’. De politie schoot met traangas op de demonstraten en haalde vervolgens, volgens getuigen, drie willekeurige Somalische mannen uit de menigte. Deze mannen werden beschuldigd van verstoring van de openbare orde, bedreiging van de politie en verzet tegen arrestatie. Zij worden op 27 februari berecht in de rechtbank van Mytilene en blijven tot dan in hechtenis. Voor meer informatie, zie Deportation Monitoring Aegean.

Afrikaanse hut aangevallen in kamp Moria

Op zaterdag 25 januari werden de leden van de solidariteitsbeweging gewaarschuwd over een crisissituatie in het kamp Moria. Een ruzie over een gestolen mobieltje liep uit op geweld tussen verschillende gemeenschappen. In de vroege ochtenduren viel een groep Afghanen een hut van mannen en vrouwen uit Afrikaanse landen aan. De groep sloeg ruiten in en bedreigde de bewoners met messen. In ieder geval één persoon liep een hoofdwond op. Het gerucht ging dat de hut de volgende nacht weer aangevallen zou worden. De bewoners bereidden zich voor om zichzelf te verdedigen. Een groep van negen mannen besloot niet te vechten, maar vluchtte voor hun veiligheid het kamp uit. De groep ging naar het Sapphoplein en was van plan daar te overnachten. Leden van de solidariteitsgemeenschap zorgden voor slaapzakken, maar er waren ook daar zorgen over hun veiligheid, hetzij door extreemrechts geweld, hetzij door politie-intimidatie. Activisten namen de groep mee naar een bar die bekend stond als vriendelijk voor migranten en zochten alternatieve accommodatie. Er werd een vrije plek gevonden voor twee nachten; de activisten vergezelden de migranten zolang ze daar verbleven. Helaas moest de groep na twee dagen de ruimte verlaten en keerde terug naar Moria omdat er geen alternatief was. Het incident illustreerde zowel de kracht als de beperkingen van de solidariteitsbeweging, die al boven de capaciteit werkt en geen alternatieve huisvestingsoplossing kon vinden voor de mensen die uit angst voor hun veiligheid Moria ontvluchtten. Hoewel de beweging bereid was in te grijpen, ontbrak het hen aan middelen, vaardigheden en capaciteit om het probleem van het geweld tussen de gemeenschappen in het kamp op te lossen.

Maandag 3 februari

Op 3 februari probeerden 2000 kampbewoners van Moria in een protestmars de acht kilometer van het kamp naar Mytilene af te leggen. De mars bestond voornamelijk uit Afghanen, Iraniërs en Arabisch sprekende mensen. Bij kamp Kara Tepe, ongeveer halverwege Mytilene, vuurde de oproerpolitie traangas af op de menigte. Vooral vrouwen en kinderen die vooraan in de demonstratie liepen, werden getroffen. Op dit punt werden ongeveer 21 migranten en Europese solidariteitsactivisten door de politie naar het station van Mytilene gebracht en gedurende vier uur vastgehouden, terwijl de politie identiteitscontroles uitvoerde. Sommigen kregen te horen dat er een onderzoek zou komen naar hun betrokkenheid bij het protest. Rond het middaguur slaagde een groep van ongeveer tweehonderd migranten erin om via bergpaden Mytilene te bereiken, waar ze zich verzamelden op de weg bij het theater en tenten opzetten om de weg te versperren. De aanwezigheid van de politie was enorm; oproerpolitie, speciale eenheden van de marine en gewapende politie-eenheden omsingelden de groep. Samen met leden van de Europese solidariteitsgroep was CPT hierbij aanwezig. De aanwezige Europeanen werden geconfronteerd met intimidatie door de politie (opnieuw in de vorm van langdurige identiteitscontroles en videobewaking) en vijandigheid van plaatselijke rechtse groeperingen. Rechtse elementen binnen de lokale bevolking riepen dat de migranten in zee moesten worden gegooid en bevalen internationale activisten ‘naar huis te gaan’. Rond vier uur ‘s middags liep de groep terug naar kamp Moria, begeleid door Europese solidariteitsactivisten en de politie op sleeptouw. De groep probeerde door het dorp Moria te lopen, wat de snelste route terug naar het kamp was. Aan de rand van het dorp hield een inwoner de groep op agressieve wijze tegen. Er kwamen nog meer politieversterkingen aan en motoragenten reden tussen de demonstranten door, terwijl ze de demonstranten met hun wapenstokken bedreigden. De politie zette een wegblokkade op bij de toegang tot het dorp Moria en de plaatselijke bevolking schold de demonstranten kwaad uit. De groep koos een andere route en kwam ‘s avonds terug in kamp Moria, waar nog meer, maar kleinere schermutselingen waren tussen de demonstranten en de politie. Die avond verklaarde een Griekse minister op de televisie dat de demonstraties waren georganiseerd door NGO’s, als reactie op de oprichting van een NGO-register door de staat, dat zou worden gebruikt om de werkruimte van de NGO’s te beperken. De gouverneur van de regio Noordoost-Egeïsche Zee woonde een bijeenkomst in Moria bij, waar de plaatselijke bevolking hem ervan beschuldigde tekort te zijn geschoten ten opzichte van de eilandbewoners en waar opnieuw beloftes werden gedaan om het eiland te ontlasten. Op videobeelden waren inwoners te zien die ‘NGO’s rot op!’ scandeerden. Op ongeveer hetzelfde moment verzamelden zich ongeveer 30 gewapende extreemrechtse burgerwachten op het Sappho-plein in Mytilene, die op motoren de weg tussen Mytilene en het dorp Moria opreden. CPT heeft een ooggetuigenverslag gehoord van een persoon die door deze groep werd bedreigd met een voorhamer. ‘s Nachts werd het kantoor van een NGO in het dorp Moria aangevallen en de ramen ingegooid.

Dinsdag 4 februari

Op dinsdag 4 februari demonstreerde een andere groep van tweehonderd, voornamelijk Afghaanse migranten buiten het theater, met het zingen van ‘Mensen van Lesbos – het spijt ons’, ‘Azadi (Vrijheid)’, en ‘Stop deportatie’. De politie was deze dag nog minder tolerant ten opzichte van de demonstraten. Vier Europeanen, waaronder een CPTer, werden door de civiele politie herkend, uit de groep gehaald en naar het bureau gebracht voor verhoor en identiteitscontrole. Toen de groep demonstranten probeerde de weg te blokkeren, joeg de politie de groep met geweld uiteen. De politie sloeg migranten en omstanders met schilden en schopte hen. Een Afghaanse vrouw viel flauw in het handgemeen en men hoorde rechtsextremisten uit de bevolking plannen maken om haar in zee te gooien. Een Griekse vrouw van wie bekend was dat ze deel uitmaakte van de solidariteitsbeweging werd door een groep extreemrechtse aanvallers de straat doorgejaagd en bedreigd met wat volgens haar een mes was. Getuigen verklaren later dat pogingen om aangifte te doen van extreemrechts geweld op het politiebureau werden afgewezen. De politie, gesteund door burgerwachten op motoren, achtervolgde de demonstranten door de belangrijkste winkelstraat de stad uit. Later op de avond zetten sommige bewoners van Moria barricades op bij de toegang tot het dorp. Getuigen verklaarden dat de plaatselijke bevolking identiteitscontroles uitvoerde en binnenkomende voertuigen controleerde, op zoek naar migranten of naar NGO-medewerkers. Terwijl dit aan de gang was stond de politie slechts een paar meter verderop. Er zijn berichten en zorgen dat de politie de ogen sluit voor de vele aanvallen die nu plaats hebben gevonden, waaronder aanvallen op de voertuigen van NGO-medewerkers en bekende linkse mensen in de stad, een aanval op een migrant van wie ‘de kop werd ingeslagen’ en de vermeende poging tot ontvoering van een gezin met een zuigeling. NGO-medewerkers die in het dorp wonen kregen te horen dat ze moeten vertrekken. Die avond reageerden zo’n 120 internationale solidariteitsactivisten en de lokale antifascistische beweging met een mars vanuit Mytilene richting Moria. Rondom Kara Tepe wierp de politie opnieuw een wegblokkade op die de groep verhinderde verder te gaan. Toen de mars Mytilene verliet, verzamelden zich zo’n dertig extreemrechtse sympathisanten om de antifascisten bij hun terugkeer aan te vallen, maar toen ze zagen hoe groot de groep was, kozen ze ervoor om in plaats daarvan in de straten van Mytilene te patrouilleren. Antifascisten verscheurden een spandoek van het extreemrechtse Vrije Burgerblok in het gemeentebestuur met daarop ‘Lesbos is een Grieks land’ dat buiten het theater hing. Rond middernacht werd een groep die de antifascistische mars had bijgewoond, van straat geplukt en een plaatselijke bar binnengejaagd, waar gemaskerde mannen, gewapend met stokken, probeerden binnen te komen en de mensen binnen bedreigden. De extreemrechtse groep bleef om de hoek rondhangen, totdat antifascisten aankwamen om de bar te verdedigen.

Nasleep

In de dagen daarna deed de politie een inval in het buurthuis van One Happy Family, waarbij ze de identiteitsbewijzen van de vrijwilligers en het personeel controleerde. Zij kondigden aan een onderzoek te starten naar de ‘organisatoren’ van de migrantendemonstratie. De maandag daarop meldde het lokale nieuws dat veertien mensen, dertien Afghanen en één Iraniër, waren aangemerkt als organisatoren en dat er een strafzaak tegen hen zou worden geopend. Door de wegversperringen konden buitenstaanders tot zeker de daaropvolgende maandag, Moria niet in. Een Duitse journalist werd aangevallen door een groep voetbalhooligans die in verband gebracht konden worden met de pogrom in Mytilene op 22 april 2018.

Vorige
Vorige

Koerdistan - Hear us now, stop de bombardementen

Volgende
Volgende

Brandstichting in Las Pavas